WGBO
Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst
Burgerlijk Wetboek Boek 7,
Afdeling 5. De overeenkomst inzake geneeskundige behandeling
Artikel 446
1. De overeenkomst inzake geneeskundige behandeling – in deze afdeling verder aangeduid als de
behandelingsovereenkomst – is de overeenkomst waarbij een natuurlijke persoon of een
rechtspersoon, de hulpverlener, zich in de uitoefening van een geneeskundig beroep of bedrijf
tegenover een ander, de opdrachtgever, verbindt tot het verrichten van handelingen op het gebied
van de geneeskunst, rechtstreeks betrekking hebbende op de persoon van de opdrachtgever of
van een bepaalde derde. Degene op wiens persoon de handelingen rechtstreeks betrekking
hebben wordt verder aangeduid als de patiënt.
2. Onder handelingen op het gebied van de geneeskunst worden verstaan:
a. alle verrichtingen – het onderzoeken en het geven van raad daaronder begrepen – rechtstreeks
betrekking hebbende op een persoon en ertoe strekkende hem van een ziekte te genezen,
hem voor het ontstaan van een ziekte te behoeden of zijn gezondheidstoestand te beoordelen,
dan wel deze verloskundige bijstand te verlenen;
b. andere dan de onder a bedoelde handelingen, rechtstreeks betrekking hebbende op een
persoon, die worden verricht door een arts of tandarts in die hoedanigheid.
3. Tot de handelingen, bedoeld in lid 1, worden mede gerekend het in het kader daarvan verplegen
en verzorgen van de patiënt en het overigens rechtstreeks ten behoeve van de patiënt voorzien in
de materiële omstandigheden waaronder die handelingen kunnen worden verricht.
4. Geen behandelingsovereenkomst is aanwezig, indien het betreft handelingen ter beoordeling van
de gezondheidstoestand of medische begeleiding van een persoon, verricht in opdracht van een
ander dan die persoon in verband met de vaststelling van aanspraken of verplichtingen, de
toelating tot een verzekering of voorziening, of de beoordeling van de geschiktheid voor een
opleiding, een arbeidsverhouding of de uitvoering van bepaalde werkzaamheden.
Artikel 447
1. Een minderjarige die de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt, is bekwaam tot het aangaan van
een behandelingsovereenkomst ten behoeve van zichzelf, alsmede tot het verrichten van
rechtshandelingen die met de overeenkomst onmiddellijk verband houden.
2. De minderjarige is aansprakelijk voor de daaruit voortvloeiende verbintenissen, onverminderd de
verplichting van zijn ouders tot voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding.
3. In op die behandelingsovereenkomst betrekking hebbende aangelegenheden is de minderjarige
bekwaam in en buiten rechte op te treden.
Artikel 448
1. De hulpverlener licht de patiënt op duidelijke wijze, en desgevraagd schriftelijk in over het
voorgenomen onderzoek en de voorgestelde behandeling en over de ontwikkelingen omtrent het
onderzoek, de behandeling en de gezondheidstoestand van de patiënt. De hulpverlener licht een
patiënt die de leeftijd van twaalf jaren nog niet heeft bereikt op zodanige wijze in als past bij zijn
bevattingsvermogen.
2. Bij het uitvoeren van de in lid 1 neergelegde verplichting laat de hulpverlener zich leiden door
hetgeen de patiënt redelijkerwijze dient te weten ten aanzien van:
a. de aard en het doel van het onderzoek of de behandeling die hij noodzakelijk acht en van de
uit te voeren verrichtingen;
b. de te verwachten gevolgen en risico’s daarvan voor de gezondheid van de patiënt;
c. andere methoden van onderzoek of behandeling die in aanmerking komen;
d. de staat van en de vooruitzichten met betrekking tot diens gezondheid voor wat betreft het
terrein van het onderzoek of de behandeling.
3. De hulpverlener mag de patiënt bedoelde inlichtingen slechts onthouden voor zover het
verstrekken ervan kennelijk ernstig nadeel voor de patiënt zou opleveren. Indien het belang van de
patiënt dit vereist, dient de hulpverlener de desbetreffende inlichtingen aan een ander dan de
patiënt te verstrekken. De inlichtingen worden de patiënt alsnog gegeven, zodra bedoeld nadeel
niet meer te duchten is. De hulpverlener maakt geen gebruik van zijn in de eerste volzin bedoelde
bevoegdheid dan nadat hij daarover een andere hulpverlener heeft geraadpleegd.
Artikel 449
Indien de patiënt te kennen heeft gegeven geen inlichtingen te willen ontvangen, blijft het verstrekken
daarvan achterwege, behoudens voor zover het belang dat de patiënt daarbij heeft niet opweegt tegen
het nadeel dat daaruit voor hemzelf of anderen kan voortvloeien.
Artikel 450
1. Voor verrichtingen ter uitvoering van een behandelingsovereenkomst is de toestemming van de
patiënt vereist.
2. Indien de patiënt minderjarig is en de leeftijd van twaalf maar nog niet die van zestien jaren heeft
bereikt, is tevens de toestemming van de ouders die het gezag over hem uitoefenen of van zijn
voogd vereist. De verrichting kan evenwel zonder de toestemming van de ouders of de voogd
worden uitgevoerd, indien zij kennelijk nodig is teneinde ernstig nadeel voor de patiënt te
voorkomen, alsmede indien de patiënt ook na de weigering van de toestemming, de verrichting
weloverwogen blijft wensen.
3. In het geval waarin een patiënt van zestien jaren of ouder niet in staat kan worden geacht tot een
redelijke waardering van zijn belangen ter zake, worden door de hulpverlener en een persoon als
bedoeld in de leden 2 of 3 van artikel 465, de kennelijke opvattingen van de patiënt, geuit in
schriftelijke vorm toen deze tot bedoelde redelijke waardering nog in staat was en inhoudende een
weigering van toestemming als bedoeld in lid 1, opgevolgd. De hulpverlener kan hiervan afwijken
indien hij daartoe gegronde redenen aanwezig acht.
Artikel 451
Op verzoek van de patiënt legt de hulpverlener in ieder geval schriftelijk vast voor welke verrichtingen
van ingrijpende aard deze toestemming heeft gegeven.
Artikel 452
De patiënt geeft de hulpverlener naar beste weten de inlichtingen en de medewerking die deze
redelijkerwijs voor het uitvoeren van de overeenkomst behoeft.
Artikel 453
De hulpverlener moet bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en
handelt daarbij in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit
de voor hulpverleners geldende professionele standaard.
Artikel 454
1. De hulpverlener richt een dossier in met betrekking tot de behandeling van de patiënt. Hij houdt in
het dossier aantekening van de gegevens omtrent de gezondheid van de patiënt en de te diens
aanzien uitgevoerde verrichtingen en neemt andere stukken, bevattende zodanige gegevens,
daarin op, een en ander voor zover dit voor een goede hulpverlening aan hem noodzakelijk is.
2. De hulpverlener voegt desgevraagd een door de patiënt afgegeven verklaring met betrekking tot
de in het dossier opgenomen stukken aan het dossier toe.
3. Onverminderd het bepaalde in artikel 455, bewaart de hulpverlener de bescheiden, bedoeld in de
vorige leden, gedurende vijftien jaren, te rekenen vanaf het tijdstip waarop zij zijn vervaardigd, of
zoveel langer als redelijkerwijs uit de zorg van een goed hulpverlener voortvloeit.
Artikel 455
1. De hulpverlener vernietigt de door hem bewaarde bescheiden, bedoeld in artikel 454, binnen drie
maanden na een daartoe strekkend verzoek van de patiënt.
2. Lid 1 geldt niet voor zover het verzoek bescheiden betreft waarvan redelijkerwijs aannemelijk is
dat de bewaring van aanmerkelijk belang is voor een ander dan de patiënt, alsmede voor zover het
bepaalde bij of krachtens de wet zich tegen vernietiging verzet.
Artikel 456
De hulpverlener verstrekt aan de patiënt desgevraagd zo spoedig mogelijk inzage in en afschrift van
de bescheiden, bedoeld in artikel 454. De verstrekking blijft achterwege voor zover dit noodzakelijk is
in het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van een ander. De hulpverlener
mag voor de verstrekking van het afschrift een redelijke vergoeding in rekening brengen.
Artikel 457
1. Onverminderd het in artikel 448 lid 3, tweede volzin, bepaalde draagt de hulpverlener zorg, dat aan
anderen dan de patiënt geen inlichtingen over de patiënt dan wel inzage in of afschrift van de
bescheiden, bedoeld in artikel 454, worden verstrekt dan met toestemming van de patiënt. Indien
verstrekking plaatsvindt, geschiedt deze slechts voor zover daardoor de persoonlijke levenssfeer
van een ander niet wordt geschaad. De verstrekking kan geschieden zonder inachtneming van de
beperkingen, bedoeld in de voorgaande volzinnen, indien het bij of krachtens de wet bepaalde
daartoe verplicht.
2. Onder anderen dan de patiënt zijn niet begrepen degenen die rechtstreeks betrokken zijn bij de
uitvoering van de behandelingsovereenkomst en degene die optreedt als vervanger van de
hulpverlener, voor zover de verstrekking noodzakelijk is voor de door hen in dat kader te verrichten
werkzaamheden.
3. Daaronder zijn evenmin begrepen degenen wier toestemming ter zake van de uitvoering van de
behandelingsovereenkomst op grond van de artikelen 450 en 465 is vereist. Indien de hulpverlener
door inlichtingen over de patiënt dan wel inzage in of afschrift van de bescheiden te verstrekken
niet geacht kan worden de zorg van een goed hulpverlener in acht te nemen, laat hij zulks
achterwege.
Artikel 458
1. In afwijking van het bepaalde in artikel 457 lid 1 kunnen zonder toestemming van de patiënt ten
behoeve van statistiek of wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de volksgezondheid aan
een ander desgevraagd inlichtingen over de patiënt of inzage in de bescheiden, bedoeld in artikel
454, worden verstrekt indien:
a. het vragen van toestemming in redelijkheid niet mogelijk is en met betrekking tot de uitvoering
van het onderzoek is voorzien in zodanige waarborgen, dat de persoonlijke levenssfeer van de
patiënt niet onevenredig wordt geschaad, of
b. het vragen van toestemming, gelet op de aard en het doel van het onderzoek, in redelijkheid
niet kan worden verlangd en de hulpverlener zorg heeft gedragen dat de gegevens in zodanige
vorm worden verstrekt dat herleiding tot individuele natuurlijke personen redelijkerwijs wordt
voorkomen.
2. Verstrekking overeenkomstig lid 1 is slechts mogelijk indien:
a. het onderzoek een algemeen belang dient,
b. het onderzoek niet zonder de desbetreffende gegevens kan worden uitgevoerd, en
c. voor zover de betrokken patiënt tegen een verstrekking niet uitdrukkelijk bezwaar heeft
gemaakt.
3. Bij een verstrekking overeenkomstig lid 1 wordt daarvan aantekening gehouden in het dossier.
Artikel 459
1. De hulpverlener voert verrichtingen in het kader van de behandelingsovereenkomst uit buiten de
waarneming van anderen dan de patiënt, tenzij de patiënt ermee heeft ingestemd dat de
verrichtingen kunnen worden waargenomen door anderen. Indien de hulpverlener apotheker is, is
de verplichting, bedoeld in de eerste volzin, niet van toepassing voor zover het de visuele
waarneming door anderen dan de patiënt betreft.
2. Onder anderen dan de patiënt zijn niet begrepen degenen van wie beroepshalve de medewerking
bij de uitvoering van de verrichting noodzakelijk is.
3. Daaronder zijn evenmin begrepen degenen wier toestemming ter zake van de verrichting op
grond van de artikelen 450 en 465 is vereist. Indien de hulpverlener door verrichtingen te doen
waarnemen niet geacht kan worden de zorg van een goed hulpverlener in acht te nemen, laat hij
zulks niet toe.
Artikel 460
De hulpverlener kan, behoudens gewichtige redenen, de behandelingsovereenkomst niet opzeggen.
Artikel 461
De opdrachtgever is de hulpverlener loon verschuldigd, behoudens voor zover deze voor zijn
werkzaamheden loon ontvangt op grond van het bij of krachtens de wet bepaalde dan wel uit de
overeenkomst anders voortvloeit.
Artikel 462
1. Indien ter uitvoering van een behandelingsovereenkomst verrichtingen plaatsvinden in een
ziekenhuis dat bij die overeenkomst geen partij is, is het ziekenhuis voor een tekortkoming daarbij
mede aansprakelijk, als ware het zelf bij de overeenkomst partij.
2. Onder ziekenhuis als bedoeld in lid 1 worden verstaan een krachtens artikel 5 van de Wet
toelating zorginstellingen als ziekenhuis, verpleeginrichting of zwakzinnigeninrichting toegelaten
instelling of afdeling daarvan, een academisch ziekenhuis alsmede een abortuskliniek in de zin
van de Wet afbreking zwangerschap.
Artikel 463
De aansprakelijkheid van een hulpverlener of, in het geval bedoeld in artikel 462, van het ziekenhuis,
kan niet worden beperkt of uitgesloten.
Artikel 464
1. Indien in de uitoefening van een geneeskundig beroep of bedrijf anders dan krachtens een
behandelingsovereenkomst handelingen op het gebied van de geneeskunst worden verricht, zijn
deze afdeling alsmede de artikelen 404, 405 lid 2 en 406 van afdeling 1 van deze titel van
overeenkomstige toepassing voor zover de aard van de rechtsbetrekking zich daartegen niet
verzet.
2. Betreft het handelingen als omschreven in artikel 446 lid 4, dan:
a. worden de in artikel 454 bedoelde bescheiden slechts bewaard zolang dat noodzakelijk is in
verband met het doel van het onderzoek, tenzij het bepaalde bij of krachtens de wet zich tegen
vernietiging verzet;
b. wordt de persoon op wie het onderzoek betrekking heeft in de gelegenheid gesteld mee te
delen of hij de uitslag en de gevolgtrekking van het onderzoek wenst te vernemen. Indien die
wens is geuit en de handelingen niet worden verricht in verband met een tot stand gekomen
arbeidsverhouding of burgerrechtelijke verzekering dan wel een opleiding waartoe de
betrokkene reeds is toegelaten, wordt bedoelde persoon tevens in de gelegenheid gesteld mee
te delen of hij van de uitslag en de gevolgtrekking als eerste kennis wenst te nemen teneinde
te kunnen beslissen of daarvan mededeling aan anderen wordt gedaan.
Artikel 465
1. De verplichtingen die voor de hulpverlener uit deze afdeling jegens de patiënt voortvloeien worden,
indien de patiënt de leeftijd van twaalf jaren nog niet heeft bereikt, door de hulpverlener
nagekomen jegens de ouders die het gezag over de patiënt uitoefenen dan wel jegens zijn voogd.
2. Hetzelfde geldt indien de patiënt de leeftijd van twaalf jaren heeft bereikt, maar niet in staat kan
worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake, tenzij zodanige patiënt
meerderjarig is en onder curatele staat of ten behoeve van hem het mentorschap is ingesteld, in
welke gevallen nakoming jegens de curator of de mentor geschiedt.
3. Indien een meerderjarige patiënt die niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering
van zijn belangen ter zake, niet onder curatele staat of ten behoeve van hem niet het mentorschap
is ingesteld, worden de verplichtingen die voor de hulpverlener uit deze afdeling jegens de patiënt
voortvloeien, door de hulpverlener nagekomen jegens de persoon die daartoe door de patiënt
schriftelijk is gemachtigd in zijn plaats op te treden. Ontbreekt zodanige persoon, of treedt deze
niet op, dan worden de verplichtingen nagekomen jegens de echtgenoot, de geregistreerde
partner of andere levensgezel van de patiënt, tenzij deze persoon dat niet wenst, dan wel, indien
ook zodanige persoon ontbreekt, jegens een ouder, kind, broer of zus van de patiënt, tenzij deze
persoon dat niet wenst.
4. De hulpverlener komt zijn verplichtingen na jegens de in de leden 1 en 2 bedoelde wettelijke
vertegenwoordigers van de patiënt en de in lid 3 bedoelde personen, tenzij die nakoming niet
verenigbaar is met de zorg van een goed hulpverlener.
5. De persoon jegens wie de hulpverlener krachtens de leden 2 of 3 gehouden is de uit deze
afdeling jegens de patiënt voortvloeiende verplichtingen na te komen, betracht de zorg van een
goed vertegenwoordiger. Deze persoon is gehouden de patiënt zoveel mogelijk bij de vervulling
van zijn taak te betrekken.
6. Verzet de patiënt zich tegen een verrichting van ingrijpende aard waarvoor een persoon als
bedoeld in de leden 2 of 3 toestemming heeft gegeven, dan kan de verrichting slechts worden
uitgevoerd indien zij kennelijk nodig is teneinde ernstig nadeel voor de patiënt te voorkomen.
Artikel 466
1. Is op grond van artikel 465 voor het uitvoeren van een verrichting uitsluitend de toestemming van
een daar bedoelde persoon in plaats van die van de patiënt vereist, dan kan tot de verrichting
zonder die toestemming worden overgegaan indien de tijd voor het vragen van die toestemming
ontbreekt aangezien onverwijlde uitvoering van de verrichting kennelijk nodig is teneinde ernstig
nadeel voor de patiënt te voorkomen.
2. Een volgens de artikelen 450 en 465 vereiste toestemming mag worden verondersteld te zijn
gegeven, indien de desbetreffende verrichting niet van ingrijpende aard is.
Artikel 467
1. Van het lichaam afgescheiden anonieme stoffen en delen kunnen worden gebruikt voor
medisch statistisch of ander medisch wetenschappelijk onderzoek voor zover de patiënt van
wie het lichaamsmateriaal afkomstig is, geen bezwaar heeft gemaakt tegen zodanig
onderzoek en het onderzoek met de vereiste zorgvuldigheid wordt verricht.
2. Onder onderzoek met van het lichaam afgescheiden anonieme stoffen en delen wordt
verstaan onderzoek waarbij is gewaarborgd dat het bij een onderzoek te gebruiken
lichaamsmateriaal en de daaruit te verkrijgen gegevens niet tot de persoon herleidbaar zijn.
Artikel 468
Van de bepalingen van deze afdeling en van de artikel 404, 405 lid 2 en 406 kan niet ten nadele van
de patiënt worden afgeweken.